Kenmerken & Beschrijving
De waterral, van de Latijnse naam “Rallus aquaticus”, is een moerasvogel die over het algemeen ondergedoken leeft.
Hij is klein, minder dan 30 cm, heeft een lange nek en een lange, smalle, rode snavel.
Zijn rugkleed is olijfbruin met zwarte vlekken, de kop tot de onderkant van de borst is donker blauwgrijs.
De flanken en buik zijn gemarkeerd met zwarte en witte strepen. De poten zijn dofrood, soms geel.
De staart is erg kort, vaak rechtopstaand en aan de onderkant wit.
Habitat (Biotoop)
De waterral leeft discreet in het dichte riet van vijvers en ondiepe baaien.
Hij leeft vaak verborgen in dichte rietkragen en dikke moerassen, maar kan soms gezien worden aan de rand van de moerasvegetatie.
Gedrag & gewoonten
De waterral is een vogel met een perfect profiel om op te gaan in het riet. Hij wandelt graag langs de waterkant om op kleine ongewervelde dieren te jagen, planten te eten en soms wat pootvis.
Met grote tenen aan zijn poten loopt hij liever dan dat hij vliegt en hij verplaatst zich snel.
Voortplanting en onvolwassen
De waterral bouwt zijn nest in een grote, dichte graspollen in het midden van het riet, met behulp van stengels en dode bladeren.
6 tot 10 eieren worden bijna 20 dagen uitgebroed.
De jongen verlaten het nest uiteindelijk wanneer ze hun laatste verenkleed hebben bereikt, na 7 tot 8 weken.
Roep of Stem
De waterral heeft een rijk repertoire: van het gegrom van een varken in doodsnood “grruiit-groït-grui-gru” tot de half gesmoorde kreun “ooüüh”, en niet te vergeten korte “kipp”-geluiden in geval van alarm.
s Nachts zingt hij “kupp-kupp-kupp-kupp…” in lange, vaag versnelde reeksen.