Kenmerken & Beschrijving
De fuut, met als Latijnse naam Podiceps cristatus, is de grootste en meest verspreide fuut in Europa.
Met een spanwijdte van 73 cm heeft hij een typische vorm: zijn lichaam is langgerekt en zijn witte nek is lang en slank.
Hij staat rechtop, rechtop of gebogen, met zijn kop rustend op het midden van zijn rug.
Zijn snavel is lang en dun. Het verenkleed op de rug is heel donkerbruin en de flanken zijn lichtbruin.
Hij kan in de lente en zomer worden herkend aan zijn rechtopstaande, uitgestrekte kopveren, in de vorm van twee grote zilverreigers en een kraag van roestbruine veren.
Habitat (Biotoop)
De fuut komt algemeen voor op meren en plassen met rietvelden. Hij kan ’s winters ook midden in plassen water worden gezien op meren omgeven door wadden, soms in kleine groepen.
Gedrag & gewoonten
De fuut is een vrij schuwe vogel die 3 minuten lang naar 20 m diepte kan duiken.
Het is een gedeeltelijke trekvogel en verblijft meestal in het Lac du Der gebied.
Hij is vaak paarsgewijs, vooral tijdens het paarseizoen, en zijn baltsgedrag wordt gekenmerkt door geknor, het aanbieden van zeewier, het rennen over het water met het lichaam rechtop over lange afstanden en het schudden van het hoofd naar het gezicht.
Voortplanting en onvolwassen
De fuut heeft een complexe en spectaculaire balts, waarbij aanbiedingen, geagiteerde persoonlijke ontmoetingen en races over het water elkaar afwisselen.
Het nest wordt gebouwd op een vlakke plek, omringd door water, zodat de omgeving in de gaten kan worden gehouden.
Het vrouwtje legt tussen de 3 en 6 eieren, die na 30 dagen uitkomen.
De jonge futen, met hun zwart-wit gestreepte verenkleed, blijven enkele weken bij hun ouders (vaak op de rug van de volwassene).
Roep of Stem
De fuut is erg luidruchtig. Als hij op parade is (ook in de voorjaarsnacht), maakt hij luide, trompetterende en snurkende “krra_arr” kwaken, die langzaam herhaald worden.
Jonge vogels zijn discreter en maken aanhoudende “pli-pli…” geluiden.