Kenmerken & Beschrijving
De Bewick’s zwaan, met de Latijnse naam Cygnus colombianus, is de kleinste zwaan die op het meer te zien is. Hij heeft een spanwijdte van 2 meter en een maximale hoogte van 1,27 meter.
Net als de andere zwanen is zijn verenkleed wit, maar zijn nek is korter. Het meest opvallende kenmerk is de verhouding tussen geel en zwart op de snavel: tweederde zwart, eenderde geel (het tegenovergestelde geldt voor de grote zwaan).
Jonge zwanen hebben lichtroze en gele snavels, met grijs verenkleed zoals andere zwanen.
Habitat (Biotoop)
De Bewick’s zwaan broedt in de Arctische toendra in het noorden van Rusland. In deze broedgebieden komt hij voor in natte moerassige weiden. Op het meer is hij in de winter te vinden in groepen van een paar individuen, vrij ver van de oever, maar die soms niet aarzelen om de randen te naderen.
Gedrag & gewoonten
Bewick’s zwanen vormen grote zwermen met andere zwanensoorten. Ze voeden zich met wortels en gebladerte, overdag vaak op landbouwgrond en ’s nachts foeragerend in het water.
Het is een kuddevogel in de winter, maar territoriaal tijdens het broedseizoen.
Voortplanting en onvolwassen
Bewick’s zwanen bouwen hun nesten op de grond. Het is een heuvel van mos en gras, op ruime afstand van het water of op een eilandje. Het paartje vormt zich op de leeftijd van 3 of 4 jaar.
Het vrouwtje legt 3 tot 5 eieren, die na 30 dagen uitkomen.
De kuikens verlaten het nest zodra ze kunnen zwemmen en blijven bij hun ouders tot de wintertrek of het volgende broedsel.
Roep of Stem
Bewick’s zwaan zendt een luidruchtige roep uit, die lijkt op een zachte kalxon, niet gevolgd door een serie van drie of vier, maar door een enkele of twee “klo-klo”.