Kenmerken & Beschrijving
De wulp, waarvan de Latijnse naam Numenius arquata is, is de grootste van de kustvogels, met een spanwijdte van 106 cm.
Zijn snavel is erg lang en gebogen. Zijn verenkleed is gelijkmatig gestreept en gevlekt met bruingrijs, zonder opvallende kenmerken.
Tijdens de vlucht is een witte vlek op de romp duidelijk zichtbaar als hij snel met uitgestrekte vleugels klapt.
Habitat (Biotoop)
Zoals veel kustvogels houdt de Regenwulp van taigamoerassen en veengebieden, grote kustweiden, landbouwgrond, weilanden en wadden.
Op het meer is hij vaak te zien op wadden tussen andere vogels.
Gedrag & gewoonten
De Regenwulp is een zeer schuwe vogel, die zijn omgeving altijd in de gaten houdt voor de geringste potentieel gevaarlijke aanwezigheid.
Hij gebruikt zijn snavel om in de modder te zoeken naar kleine ongewervelde dieren en weekdieren. In de nazomer voedt hij zich met bessen en in de lente met kleine krabben.
In de winter is hij soms in grote groepen te vinden op de oevers en wadden.
Voortplanting en onvolwassen
De Regenwulp bouwt haar nest op de grond van een paar takjes, na een lange parade van het vrouwtje om de locatie te bevestigen.
Het vrouwtje legt tussen de 3 en 5 eieren, die 30 dagen nodig hebben om onder haar bescherming uit te broeden.
De jongen vliegen uit na ongeveer 40 dagen, beschermd door het mannetje tijdens de niet-vliegende periode.
Roep of Stem
De regenwulp is niet erg discreet. Hij zendt een hoge, licht melancholische, geribbelde fluit uit die “kuuu-li” wordt genoemd. Tijdens de trek varieert zijn zang naar een “kuui-kui-kuh”.
Hij zingt ook tijdens de vlucht met vloeibare, doffe, ritmische, stijgende trillers.