Kenmerken & Beschrijving
De vink, waarvan de Latijnse naam Fringilla montifringilla is, is even groot als de boomvink, die veel voorkomt in Frankrijk.
Deze granivore vogel is 16 cm hoog en heeft een geelbruine borst die naar oranje verkleurt. Bij het mannetje wordt de kop sterk gemarkeerd door een volledig zwarte bedekking die in de winter gevlekt wordt.
De buik is wit met ronde grijsachtige vlekken op de flanken.
De rug bestaat uit afwisselend zwarte en roodbruine veren.
Habitat (Biotoop)
De vink is een bosvogel, voornamelijk van naaldbomen en berken.
In de winter is hij soms te vinden bij voederhuisjes tussen andere kleine vogels.
Gedrag & gewoonten
De vink is een kuddevogel die in grote groepen reist. Zijn gedrag en vlucht zijn identiek aan die van de Boomvink.
Hij is een vechtersbaas bij de voederbak en is snel te herkennen aan zijn witte stuit en contrasterende zwart-oranje kleuren.
Voortplanting en onvolwassen
De vink nestelt in bomen in een klein nest gemaakt van twijgen en mos, op het kruispunt van takken.
Het vrouwtje legt tussen de 4 en 7 eieren, waaruit de kuikens na 14 dagen uitkomen.
Tijdens deze periode wordt de vink een insecteneter en voedt hij zijn jongen uitsluitend met dit soort voedsel.
Roep of Stem
De vink heeft een nogal karakteristiek “tè-èhp”-geluid, hard en nasaal.
Zijn lied is heel bijzonder en melancholisch: het is een soort hees “rrrrrrhuyh” gedreun van nauwelijks een seconde, langzaam en herhaald, dat doet denken aan de langgerekte roep van de Europese Groenling.