Kenmerken & Beschrijving
De moerasgrasmus, van de Latijnse naam “Acrocephalus scirpaceus”, is een insectenetende vogel met een spitse kop, een afgeronde staart aan het uiteinde, een lange onderstaart en een slanke snavel. Hij gaat op in zijn favoriete omgeving. Hij heeft een bleke, korte, vage wenkbrauw die niet tot de achterkant van het oog reikt.
De rug is bruin met vage olijfgrijze tinten, terwijl de stuit roodbruin is.
Habitat (Biotoop)
Het is een vogel die leeft in de rietvelden van vijvers, bij voorkeur hoog en bossig, maar niet noodzakelijk uitgestrekt. Hij zoekt zijn voedsel in aangrenzende kruidachtige gebieden, zowel gecultiveerd als ongecultiveerd.
Gedrag & gewoonten
De zweepzwaluw is een territoriale vogel, wat verklaart waarom hij zo opvallend is in de lente en vooral in de zomer. Het mannetje zingt in het zicht in het bovenste deel van het riet, klimt soms omhoog en daalt dan snel af langs de stengel.
Deze vogel voedt zich met geleedpotigen, voornamelijk insecten die tussen het riet gevonden worden, waterlarven en kleine spinnen. Tijdens de trek kan hij ook bessen eten.
Voortplanting en onvolwassen
De zweepzwaluw broedt zodra het vrouwtje eind april of begin mei aankomt op het territorium van het mannetje. Het vrouwtje is verantwoordelijk voor het bouwen van het mandvormige nest, terwijl het mannetje haar gewoon volgt terwijl hij het territorium verdedigt tegen rivalen. Het nest, gebouwd in het riet, kan tot 5 blauwgevlekte eieren bevatten. Er kunnen tot 2 legsels per seizoen zijn. De Gele Grasmus wordt vaak geparasiteerd door de Grauwe Koekoek, die zelfs de kleur en vorm van de eieren imiteert.
Roep of Stem
Bij contact wordt een kort, discreet “tché” uitgezonden. Ze zingen meestal bij zonsopgang en zonsondergang, in een rustig, spraakzaam ritme, bestaande uit hoge tonen die 2 of 3 keer herhaald worden, soms met imitaties of fluitjes.