Grote zilverreigerGrote zilverreiger
©Grote zilverreiger|Pixabay

De grote zilverreiger Ardea alba

Deze grote steltloper, die veel voorkomt op het meer, is wit van kleur en heeft een gele snavel.

Alles over De grote zilverreiger

Kenmerken & Beschrijving

De grote zilverreiger, van de Latijnse naam “Egretta alba”, is een geheel witte steltloper met een spanwijdte van 1,70 m en een hoogte van 1 m. Hij is ongeveer even groot als de blauwe reiger, maar met langere poten en een langere nek.

Hij is ongeveer even groot als de blauwe reiger, maar heeft langere poten en een langere nek. Het grootste deel van het jaar heeft hij een lange gele snavel, die tijdens het broedseizoen bijna helemaal zwart wordt.

Hij vliegt met zijn nek gebogen in een Z-vorm en zit vaak aan de rand van vijvers met zijn voeten in het water en zijn hoofd in zijn schouders. Hij vliegt langzaam, vaak met zijn vleugels gebogen en zijn donkere poten uitgestrekt.

Habitat (Biotoop)

De grote zilverreiger is een vogel die in kolonies leeft op ondiepe drassige meren, meestal in rietkragen omgeven door vegetatie.

Op het meer is hij in de winter in grote aantallen aanwezig aan de rand van de overgebleven waterplassen.

Gedrag & gewoonten

De grote zilverreiger is soms een solitaire steltloper, maar kan in elk seizoen in zeer grote groepen worden aangetroffen.

Hij geeft de voorkeur aan vijvers en oevers van meren en gebruikt zijn snavel als een dolk om de vissen en schaaldieren waar hij de hele dag op jaagt te harpoeneren.

Hij kan ook worden gezien in weilanden waar hij jaagt op woelmuizen en kleine zoogdieren.

Met zijn vrij grote 4e vinger kan hij net als de blauwe reiger in bomen zitten.

Voortplanting en onvolwassen

De grote zilverreiger nestelt vaak in bomen tot 15 m hoog.

Het vrouwtje legt 4 tot 5 eieren voor een broedtijd van 25 dagen.

Na twee weken in het nest te hebben doorgebracht, vliegen de jongen na 40 dagen uit.

Roep of Stem

De grote zilverreiger is stil buiten zijn kolonies, waar hij een gedempt, gerold “kr-hr-hr-hra” gekwaak uitstoot.

Sluiten