Kenmerken & Beschrijving
De graspieper, naar de Latijnse naam Anthus pratensis, is een insectenetende en graanetende vogel met een spanwijdte van 25 cm.
Zijn verenkleed is olijfbruin-grijs en beige-wit, min of meer gestreept.
Zijn snavel is spits en dun en zijn kop heeft diffuse patronen en een nauwelijks gedefinieerde wenkbrauw.
De keel en borst zijn bruin gevlekt op een vuilwitte achtergrond. De flanken zijn lichtbruin.
Habitat (Biotoop)
De graspieper is een bewoner van open omgevingen. Hij komt voor op bergheide, maritieme weiden, weilanden, veengebieden, moerassen en ook op stranden.
Gedrag & gewoonten
De graspieper is een gedeeltelijke migrant die stopt in West- en Zuid-Europa.
Hij brengt de meeste tijd door op de grond, op zoek naar insecten en zaden om zich mee te voeden, soms op palen of elektriciteitsdraden.
Voortplanting en onvolwassen
De graspieper bouwt zijn nest van mossen en gedroogde takjes op de grond onder een grote graspolletje.
Het vrouwtje legt tussen de 4 en 6 eieren en de jongen verlaten het nest voordat ze kunnen vliegen.
Roep of Stem
De graspieper heeft een karakteristieke hoge roep, vaak tijdens de vlucht, “ist ist ist”, die fijn en een beetje opgewonden is.
Zijn alarmroep, “sitt-itt”, is verdubbeld.
Als zangvogel zendt hij een reeks snel herhaalde, fijne, hoge geluiden uit met herhaalde patronen “zi zi zi zi zi zu-zu-zu-zu-zu-svisvisvisvi tuy tuy tuy tii-svia”.
Op de grond schreeuwt hij “zi zi zi zi zi…”.